Timotheüs, Titus, Filémon rotsvast dl 8

De brieven van Paulus aan de Timotheús, Titus en Filémon

M.G. de Koning

ISBN 9789079718801

288 pag.

Ook verkrijgbaar in het Duits.

12,50

49 op voorraad

De brieven van Paulus aan  Timotheús, Titus en Filémon

Een verklaring van Paulus' brieven, speciaal voor jou

1Timotheüs

In dit boek willen we samen vier brieven lezen die Paulus heeft geschreven. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze niet aan een gemeente, maar aan individuele gelovigen zijn geschreven. De brief aan Timotheüs is gericht aan een persoon. Dat betekent dat je in deze brief aanwijzingen zult vinden voor je persoonlijk geloofsleven. Je zult je, op een enkele uitzondering na, met Timotheüs kunnen identificeren. Je hebt in deze brief een model voor je dat je helpt om te leven tot Gods eer.
Deze reden voor het schrijven geeft Paulus aan: ‘Deze dingen schrijf ik je in de hoop spoedig tot je te komen. Maar als ik uitblijf, [schrijf ik] opdat je weet hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat is de gemeente van de levende God, de pilaar en grondslag van de waarheid’ (1 Tim. 3:14–15). Deze verzen zijn de sleutel voor het begrijpen van de brief. Nu kan Timotheüs het juiste onderwijs geven over het gedrag van de gelovigen in Gods huis. In een tijd van algemeen verval komt het aan op de trouw van de enkeling. Timotheüs was zo’n enkeling.
Als je trouw bent daarin, zal jouw leven een verwijzing zijn naar ‘God, onze Heiland’.
Het woord ‘godsvrucht’ is kenmerkend voor deze brief, het loopt er als een rode draad doorheen. Godsvrucht betekent vroomheid en geeft een op God gerichte houding aan die Hem welgevallig is. Timotheüs wordt aangesproken als ‘mens Gods’ (1 Tim. 6:11). De Heilige Geest gebruikt deze titel alleen voor een gelovige die laat zien wie God is in een tijd dat de massa van de christenheid Hem ontrouw is. In een tijd van algemeen verval komt het aan op de trouw van de enkeling. Jij kunt ook zo’n enkeling zijn.

2 Timotheüs

Nadat Paulus uit zijn eerste gevangenschap is vrijgelaten (vgl. Fil. 1:23–26; 2:19–24; Fm :22), heeft hij de eerste brief aan Timotheüs en de brief aan Titus geschreven. Paulus heeft deze tweede brief aan zijn jonge vriend geschreven tijdens zijn tweede gevangenschap. Deze was heel wat zwaarder dan zijn eerste hechtenis. Hij wist ook dat hij veroordeeld zou worden en de martelaarsdood zou sterven. Het is het vrijmoedig getuigenis en het vertrouwen op God in zware tijden. Daardoor is deze brief een waarschuwing en een bemoediging voor de mens Gods in de laatste dagen. Je kunt deze brief een afscheidsboodschap van Paulus noemen, of een geestelijk testament van de apostel. Paulus had in dienst van God de gemeente van God op aarde gesticht en opgebouwd, nu voorziet hij de afwijking en het verval ervan. De aanwijzingen die hij in dit geestelijk testament neerlegt, zijn daarom van groot belang voor de gemeente door de tijd heen vanaf het ontslapen van deze grote apostel. Wat is on zo’n toestand de zekere weg voor hen die God zoeken? Die zekere weg rust op twee principes, waaruit ieder te midden de verwarring troost kan putten, zoals de apostel dat deed. Deze twee beginselen zijn: het vaste fundament van God en zich onttrekken aan ongerechtigheid.
De brief is behalve waarschuwend en bemoedigend ook strijdlustig, want ondanks alle verval moet je niet bij de pakken gaan neerzitten. Hoe groter het verval, hoe groter de uitdaging is om een mens Gods (m/v) te zijn. Een mens Gods is iemand die laat zien wie God is in een omgeving die met de rechten van God geen rekening houdt. De kracht daarvoor hebben we niet in onszelf. Maar de Geest van God zal werkzaam zijn in een mens Gods, ook als de christenheid vol is van zelfgenoegzaamheid. Ik hoop dat jij een mens Gods wilt zijn.

De brief aan Titus
De brief aan Titus is evenals de beide voorgaande brieven aan één persoon zijn gericht. Timotheüs en Titus waren medearbeiders van Paulus. Over Timotheüs ben je het een en ander te weten gekomen uit het boek Handelingen. Als je in dat boek iets te weten zou willen komen over Titus, zul je daarin tevergeefs zoeken. Hij wordt daarin niet genoemd. Paulus noemt hem met waardering in zijn tweede brief aan de Korinthiërs.
Het werk van Titus in Korinthe is een voorbeeld van zijn toegewijde dienst. Uit de vermeldingen van Titus in genoemde brief kunnen we opmaken dat hij door geestelijke groei en ervaring een rijpe gelovige is geworden. Zowel in het werk als in de motieven had Paulus in Titus een bijzondere medewerker. Omdat Paulus Titus ´mijn echt kind’ (1:4) noemt, kunnen we wel aannemen dat Titus van Paulus het evangelie heeft gehoord en tot bekering is gekomen.
Wanneer Paulus op Kreta is geweest, is niet duidelijk uit de Schrift op te maken. Nadat er gemeenten zijn ontstaan, is hij vertrokken, maar niet zonder dat hij uit zorg voor de jonge gemeenten zijn medewerker Titus daar achterliet. De gemeenten waren gesticht, maar hadden nog veel aanwijzingen nodig met het oog op hun dagelijkse praktijk. Paulus had zijn werk in dit opzicht niet kunnen afronden. Dat moest Titus doen. Paulus had als apostel Titus die volmacht al mondeling gegeven en hij doet het nu ook schriftelijk.
De opdracht aan Titus is tweeledig. Hij moest het ontbrekende in orde brengen en in elke stad oudsten aanstellen (1:5). Om een goede leider te zijn, moet iemand eerst weten wat het is om slaaf, om dienstknecht te zijn. Maar Paulus noemt zich ook apostel. Als apostel heeft hij een positie en taak die hem een gezag verlenen dat gehoorzaamheid vraagt.
Vervolgens gaat hij het bewijs leveren van zijn apostelschap. Omdat het hier om de gemeente gaat, is het duidelijk dat je mag denken aan de uitverkiezing die heeft plaatsgevonden ‘vóór de grondlegging van de wereld’ (Ef.1:4). Jij gelooft en je bent door God uitverkoren. Dan zul je het gezag van Paulus’ apostelschap erkennen. Het geloof en de kennis waar het hier om gaat, is echter niet het geloof en de kennis van de wereld, ook niet dat van de christenheid, maar van de ‘uitverkorenen van God’.

De brief aan Filémon

Evenals de beide brieven aan Timotheüs en die aan Titus is ook deze brief aan een persoon geschreven en wel aan Filémon. Toch neemt de brief aan Filémon tussen de aan personen geschreven brieven een unieke plaats in. Paulus spreekt in deze brief tot een gelovige meester over een slaaf die van hem is weggelopen en op het punt staat weer terug te komen. Het is een slaaf, die bij zijn meester in de schuld staat. De schrijver wil meester helpen om zijn slaaf, die hem zo heeft benadeeld, in liefde te ontvangen. In deze brief zie je dat het christelijk geloof niet alleen bestaat uit wat je gelooft, maar ook hoe je het geloof verwerkelijkt. Het gaat niet alleen om kennis van God en de Heer Jezus, maar ook om het tentoonspreiden van de kenmerken van God en de Heer Jezus. Eist Paulus dat Filémon Onésimus weer zou aannemen en hem zou vrijlaten? Juist de brief aan Filémon geeft als geen andere brief een voorbeeld hoe je je positie in Christus in je leven moet waarmaken. Je zult in deze brief tevergeefs zoeken naar aanwijzingen hoe je met slavernij moet omgaan of hoe je daar tegenaan moet kijken. Daarover gaat het helemaal niet. Het christendom verandert geen omstandigheden, maar harten van mensen.
Om Onésimus gaat het in deze brief. Hij zal niet zijn gevlucht vanwege een hardvochtige behandeling door Filémon. Ik denk dat het probleem meer bij hemzelf zat. Het heeft er alle schijn van dat hij een nutteloze jongen was (vs. 10). Hij deed, voordat hij tot bekering kwam, zijn naam geen eer aan. Onésimus betekent namelijk ‘nuttig’. Het lijkt er zelfs op dat hij een dief geworden was. Filémon had hem een grote mate van vrijheid gegeven, hij vertrouwde hem. Onésimus heeft dat vertrouwen ernstig misbruikt. Hij heeft niet alleen op zeker moment de benen genomen, maar zichzelf ook van het nodige voorzien. Hij moest tenslotte leven.

Nu stuurt Paulus Onésimus niet zomaar terug, maar geeft hem een brief van aanbeveling mee. Daarin getuigt Paulus van de echtheid van de bekering van Onésimus en van het vele nut dat hij na diens bekering van hem heeft gehad. Zo zendt de Heer ons elk terug in onze eigen omgeving, familie, werkkring, om daar een getuige te zijn, nuttig te zijn voor de Heer (Mark. 5:19). Jij en ik zijn Gods Onésimus.

Extra informatie

ISBN

9789079718030

0
    0
    Uw Winkelwagen
    Uw Winkelwagen is leegTerug naar de shop